13. “Not common!”

Onze counterpart wil, zoals gemeld, uitgroeien tot een “demonstrationfarm and knowledgecenter”. Op die manier krijgen vele arme mensen de middelen aangereikt om hun levensomstandigheden te verbeteren. Vele bezoekers zijn te verwachten.

Wij omarmen het idee, maar zien ook dat daardoor het terrein en de gebouwen van de Good Samaritanschool aangepast moeten worden.

We besluiten de school een facelift te geven en een klaslokaal geschikt te maken voor het houden van vergaderingen en workshops.

De hele “compound” wordt gerenoveerd. Men kan nu de verschillende lokaliteiten bereiken zonder na een regenbui door de modder te hoeven banjeren.

Het “officeblok” wordt uitgebreid en verdubbeld. Er wordt nu o.a. een kantoor voor het project “Goat to Goat” gerealiseerd en een magazijn voor het tuinproject.

Er komt een nieuwe keuken dichterbij de andere gebouwen met daarvoor een ruimte met vaste tafels en “zitmuurtjes” om te kunnen eten. Dezelfde ruimte is geschikt voor “lesgeven in de openlucht” of het houden van “meetings”

Voor het tuinproject wordt een irrigatiesysteem aangelegd.

In de afgelopen tijd hebben we de “opzichtersfunctie” op ons genomen om er zeker van te zijn dat alles gerealiseerd zou worden naar ons idee.

De bouwvakkers werken hard. Arbowetgeving is onbekend. Men werkt blootsvoets op gammele steigers, gemaakt van resthout, waar de spijkers nog uitsteken.

Er wordt een nieuw gebouw tegen een bestaand gedeelte aangebouwd. Het dak van het nieuwe gebouw is wat lager. Als Herma vraagt of de aanhechting tegen het bestaande gebouw waterdicht is, is het antwoord van de aannemer: “Nee!”.

Dit heeft tot gevolg dat de aannemer zijn plannen wijzigt en ervoor kiest een gezamenlijk dak over het oude en nieuwe gedeelte te plaatsen. Als het dak erop zit, blijken de binnenmuren niet tot dakhoogte te reiken. In elke ruimte hoeft men maar even over de muur te klimmen om in de andere ruimte te komen. Je kunt letterlijk verstaan wat in de andere ruimte gezegd wordt.

De aannemer heeft niet stil gestaan bij dit probleem. In Oeganda is men niet gewend een gebouw ineens af te bouwen, zo geeft hij aan. Dat gaat stapsgewijs. Elke keer een stukje verder zo gauw er weer geld is.

Wanneer het lokaal waar de vergaderingen en workshops gehouden zullen worden, is geverfd, blijkt na 1 dag de muren al zijn bevuild door kinderhanden. De aannemer komt daarover klagen bij Leo. Die wil verhaal halen bij de leerkracht. In het lokaal zijn veel kinderen, maar geen leerkracht.

Leo gaat poolshoogte nemen. Er blijkt die dag maar 1 leerkracht aanwezig te zijn. De anderen zijn afwezig vanwege bijscholing. De ene leerkracht is verantwoordelijk voor het toezicht op alle leerlingen, samen met een administratrice. Maar die ligt te pitten onder een boom.

Dat is gauw voorbij. Zij wordt ruw gewekt in haar slaap door Leo. Daar heeft ze waarschijnlijk nog nachtmerries van. Toezicht houden is het bevel. De rest van de dag zien we haar met een stok in de hand achter de kinderen aanlopen.

Leo speelt die dag voor “headmaster”, misschien is politieagent een beter woord. Sommige kinderen denken nog even niet te hoeven luisteren. Maar dat wordt onmiddellijk gesignaleerd en gecorrigeerd. Tot groot genoegen van de aanwezige bouwvakkers die hiervan zichtbaar genieten.

De volgende dag is er op verzoek van Leo een “teamvergadering”, een onbekend fenomeen voor het team.
Het onderwerp: Toezicht houden en gewenst kindergedrag.

Buiten moeten een aantal struiken verplaatst worden. Wanneer we ’s morgens tegen tien uur komen, zien we dat Fred Migadde, samen met een aantal leerlingen prachtige struiken heeft uitgegraven. Ze liggen in de brandende zon.

We proberen tevergeefs duidelijk te maken dat dit het einde van de struiken betekent. Een paar uurtjes in de zon moet kunnen. Straks krijgen ze wat water en binnen veertien dagen staan ze er fris en fruitig bij.

Na een paar dagen zijn de struiken bruin, dor en droog. Het stadium van fris en fruitig zullen ze nooit meer bereiken. Ze zijn overleden.

In de verschillende nieuwe ruimtes zijn metalen buitendeuren aangebracht die niet naar binnen kunnen open draaien omdat de vloer te hoog is. De oplossing is eenvoudig. Men hakt een stuk uit de vloer, zodanig groot dat de deur open kan. Daar nemen we geen genoegen mee. En dus wordt de vloer weer opgehoogd en de deur ingekort.

Er zijn grote plantenbakken aangelegd. De muren daarvan worden geverfd. Een meter verderop staat Fred Migadde de droge grond aan te harken in de plantenbak, wat aardig stuift. Ook hier grijpen we in en leggen geduldig uit waarom.

De buitengevels worden met waterverf geverfd en vervolgens met olieverf. De schilders, oliedom, keren echter de volgorde om en begrijpen niet dat wij ons daar druk om maken.

Ze zullen ons wel kunnen schieten. Denken we. Het tegendeel is waar. We krijgen complimenten dat we alles zien en in de gaten houden.

Inmiddels zijn we al enige dagen aan het verven. We verven dieren op de buitengevels. Fred Migadde wil graag delen van het menselijk lichaam op de gevel. Wat wij doen “is not common”. En dat willen we graag: “Not common”.

De stenen tafels en “zitmuurtjes” bij de keuken zijn ook “not common”.

Vandaag krijgen we een bijna juichende Fred Migadde te spreken, ongebruikelijk voor zijn doen. Er blijkt inmiddels veel interesse te zijn voor de veranderingen. Er is al iemand die de ruimte bij de keuken wil huren voor een bruiloft. De buurman wil er met Kerstmis een familiefeestje vieren.

En de beesten op de buitengevel oogsten veel waardering. “Not common”, maar wel prachtig.


Geef een reaktie